26 AUGUSTUS 1920. 471 worden de aldus voorgeschreven vrije dagen toege kend. Het aanstellen van hulppersoneel zou boven dien een vrij belangrijk geldelijk offer van het be drijf vorderen. ad 4. Alle conducteurs zijn aangenomen onder de bepa ling, dat de rijtuigen door hen moeten worden schoongemaakt, zoodat nimmer bezwaar kan wor den gemaakt indien hun opgedragen wordt, de rij tuigen op te poetsen. Aanstelling van een poetser komt ons derhalve zeer overbodig voor. De heer BOGMANS is niet bevredigd met het antwoord. Voor de beantwoording van de eerste vraag brengt spr. dank aan Burgemeester en Wethouders, doch het is wel opvallend, dat de verbetering niet is aangebracht in het belang van het personeel, maar uitsluitend in dat van het bedrijf. De vraag was gesteld ten behoeve van het R. K. personeel. Voor de rit naar het station is geheel aan het verzoek voldaan, voor de rit naar Ginneken echter slechts ten deele. Het antwoord op de tweede vraag klinkt eenigszins belachelijk voor spr. het is, alsof gezegd wordt, dat de conducteurs niet moede worden omdat zij rijden. Spr. memoreert echter een geval, dat een conducteur op zijn vrijen Zondag eerst een uur moest poetsen en vervolgens om één uur werd opgeroepen en toen achtereen dienst deed tot 's avonds kwart voor tien. Spr. vraagt of die man soms ook een rustigen dag had. Spr. stemt toe, dat er nu slechts enkele ritten extra behoeven te worden gereden, doch het drukste seizoen is thans reeds voorbij. Aangezien bij alle andere takken van dienst voor overwerk wordt betaald, acht spr. het ook billijk, dat bij dit bedrijf evenzoo gehandeld wordt. Op de derde vraag wordt geantwoord, dat de Minister van Waterstaat het aantal vrije- en rustdagen heeft vastgesteld. Hieraan heeft men echter niets, wanneer deze louter op papier staan. Spr. vraagt of de Minister ook heeft vastgesteld, dat het personeel om de 15 of 16 weken een vrijen Zondag moet hebben, zooals hier

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 471