472 26 AUGUSTUS 1920. is voorgekomen. Spr. is van meening dat Burgemeester en Wethouders deze vraag beter hadden kunnen beantwoorden door te verklaren, dat zij bereid waren, te bevorderen, dat het personeel meerdere vrije Zondagen kreeg. Wat het antwoord op de vierde vraag betreft, merkt spr. op, dat niet alle conducteurs zijn aangenomen onder de bepaling, dat de rijtuigen door hen moeten worden schoon gemaakt. Slechts aan sommigen is door den directeur ge vraagd, of zij bezwaar hadden, de rijtuigen te helpen schoon maken, terwijl hij hun toezegde, dat dit slechts tijdelijk zou zijn. Dit is door die conducteurs toen goedgevonden trou wens ze konden ook niet anders. Spr. besluit met Burge meester en Wethouders beleefd te verzoeken, de gestelde vragen nog eens wat nader te willen onderzoeken. De VOORZITTER verklaart een en ander zeer gaarne ter kennis van de tramcommissie te zullen brengen en te zien, wat er aan te doen is. Aanstelling van reserveper- soneel en poetsers zou het bedrijf echter wellicht zoozeer in het gedrang brengen, dat de geheele tram-exploitatie opge heven zou moeten worden. De heer BOGMANS zou echter liever zien, dat de Voor zitter zelf deze zaak eens onderzocht. Het komt spr. voor, dat de gegeven antwoorden komen uit den koker van den directeur. Spr. herhaalt, dat de vrije Zondagen alleen op papier bestaan. Ook de vroegrit naar Ginneken laat nog geen voldoende gelegenheid aan het personeel hun godsdienst plichten te vervullen. Spr. had in deze eene andere regeling verwacht van een R. K. Burgemeester en van R. K. Wet houders De heer HAALMAN zegt eenige maanden geleden ook gevraagd te hebben, of het waar was, dat het tramperso neel geen vrijen Zondag had. Toen is aan spr. geantwoord, dat het personeel wel een vrijen Zondag had. Daarop is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 472