26 AUGUSTUS 1920.
477
niet raadzaam, doch spr. kan wel mededeelen, hoever het
met deze aangelegenheid staat. Burgemeester en Wethouders
hebben zich over de herziening een oordeel gevormd, het
welk te zijner tijd aan de Gedeputeerde Staten met bijbe-
hoorende kaarten enz. zal worden medegedeeld. Het even
tueel ontwerp van Gedeputeerde Staten zal aan den Raad
worden overgelegd en aan de gemeenteraden der belang
hebbende gemeenten. Dan wordt eene commissie gekozen
uit de ingezetenen. Op deze wijze komt de zaak dus toch
bij den Raad in behandeling. Gaat men thans echter een
debat openen over deze zaak, dan zouden onnoodig en on
voorbereid allerlei ook delicate quaesties aangevoerd worden
het debat kan niet van nut zijn. Spr. weet trouwens niet,
in hoeverre de heer Haaiman hierop wil ingaan. Wellicht
betreft het echter slechts eene algemeene vraag en in dit
geval heeft spr., mits de Raad zijne toestemming verleent,
geen bezwaar den heer Haaiman over deze aangelegen
heid het woord te geven. Daar de Raad blijkbaar toestemt,
geeft spr. het woord aan den heer Haaiman.
De heer HAALMAN dankt den Raad en Burgemeester
en Wethouders voor de hem geboden gelegenheid.
Het te bespreken onderwerp is niet nieuw integendeel,
zooveel jaren als spr. reeds de openbare zaak zijner geboorte
plaats heeft gevolgd, is er steeds sprake geweest van de
noodzakelijkheid om tot eene herziening van de bestaande
grensregeling dezer gemeente te geraken. Nagenoeg tijdens
iedere vergadering in den laatsten tijd is het onhoudbare
van den bestaanden toestand besproken of indirect aan het
licht gekomen. Zoo ook zijn uit deze vergadering eenige
voorbeelden te noemen. Bij het voorstel tot het instellen van
eene bezuinigingscommissie zegt de heer F e b e r terecht,
dat de grensuitbreiding van dag tot dag urgenter wordt.
Eveneens komt bij de door spr. gehouden interpellatie aan
gaande de vleeschkeuring zoo duidelijk aan het licht, dat
ook op dit gebied geen goede en afdoende regeling moge-