3 FEBRUARI 1920. 47 in een eigen localiteit een gemaskerd bal houdt, dit niet verboden kan worden. De heer A. SCHRAUWEN zegt, niet met de conclusie van den voorzitter te kunnen meegaan. Hij meent, dat het niet aangaat de minderbedeelden het carnaval te ont nemen en de meer gegoeden in de gelegenheid te stellen wel bals te houden. De conclusie van de motie-N eve is alles af te schaffen. De VOORZITTER merkt op, dat er weer veel tijd heen gaat met deze carnavalsbespreking en dringt aan op bekorting. De heer HAALMAN zegt, dat het in de eerste plaats over de uitvoering van de motie-N eve gaat en hij vraagt daar voor de consequentie te aanvaarden. Er komt volgens spr. dus óf een voorstel om alles af te schaffen, óf om niets af te schaffen De heer CERUTTI herinnert aan hetgeen hij in de ver gadering van 23 December heeft gezegd betreffende het recht van vereeniging en vergadering. Thans komt het uit. Het volk heeft niets meerde meer gegoeden wel. De VOORZITTER zegt, dat een regeling wordt getroffen welke voor allen geldt. Spr. wil geen onbillijkheid en hij meent, dat dit door de voorgestelde wijzigingen vermeden wordt. Er wordt gemeend zegt spr dat de motie-N eve ten volle uitgevoerd moet worden. Spr. meent, dat- een gemaskerd bal onder zekere omstandigheden mogelijk moet zijn, maar dan gelijke lijk voor allerlei categorieën der maatschappij. Mevrouw NEVE zegt, dat het niet de bedoeling is geweest alleen het volk de carnaval te ontnemen. Spr. ziet niet in, welk nut het carnaval heeft en wenscht uitvoering van haar motie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 47