3 FEBRUART 1920. 49
is ge-
De VOORZITTER geeft in overweging zich met de wij
ziging der politieverordening te vereenigen.
e van
de de
in te
ie om
hi mi
De heer GRUIJS meent, dat vanaf het oogenblik, dat de
voorzitter gebruik maakt van zijn bevoegdheid in art.
197 om gemaskerde bals toe te staan, terwijl de raad de
bedoeling had dit niet te doen plaats vinden, vanaf dat
oogenblik legt de voorzitter de motie naast zich neer.
Het gaat niet het college aan, maar den burgemeester. Ik
begrijp dat niet, zegt spr.
De heer KANTERS Het wordt meer gedaan.
itemd
De heer GRUIJS Dan is daarmede bewezen, dat de ver
ordening niet ver genoeg gaat.
evens
jeling
ng is
it ge-
van
innen
De heer F. SCHRAUWEN zegt niet te kunnen begrijpen
dat alleen van de zijde van zijn fractiegenooten protest
aangeteekend wordt tegen het niet uitvoeren van de motie-
N e v e. Deze is met groote meerderheid door den raad
aangenomen. Nu legt zegt spr. de burgemeester deze
motie doodeenvoudig naast zich neer.
Spr. zegt, dat hij er zich over verbaast, dat de meerder
heid van der. raad, die de motie heeft aangenomen, er niet
tegen opkomt. Spr. meent, dat raadsbesluiten dan overbodig
worden.
g van
Spr.
;mas-
Dat
ar
rarde
m tot
1
De heer GRUIJSDe burgemeester lapt het toch aan
zijn laars.
De heer BOGMANS zegt de motie dan niet begrepen te
hebben. Spr. had gemeend, dat de bals in Concordia bijv.
niet verboden konden worden. Spr. kan er zich niet mee
vereenigen, dat de bals nu in het geheel niet meer door
kunnen gaan. Daarom is hij nog niet inconsequent.
ipen.
De heer A. SCHRAUWEN stelt voor de motie-N eve
ten volle uit te voeren, zooals ze bedoeld is.