SOD
9 SEPTEMBER 1920.
„Zooals U daaruit blijken zal, is de belasting in het alge-
„meen van 5 °/0 op 2O°/0 gebracht.
„Daarentegen is rekening gehouden met de belasting voor
„vereenigingen, die eene vermakelijkheid houden, waarbij
„ook niet-leden worden toegelaten en waardoor deze het
„karakter eener openbare vermakelijkheid erlangt.
„Wordt thans in zoo'n geval de belasting voor leden, die
„op vertoon van hun bewijs van lidmaatschap vrijen toegang
„hebben, geregeld naar den hoogsten prijs, welke voor een
„toegangsbiljet van het publiek wordt gevorderd, in de toe-
„komst zullen de aan leden van vereenigingen tegen vertoon
„van hun bewijs van lidmaatschap af te geven kostelooze
„toegangsbewijzen geacht worden eene waarde te vertegen
woordigen van 50 cent per stuk en zal derhalve de belasting
„over dat bedrag verschuldigd zijn.
„Verder zijn andere regelen gesteld voor zang- en muziek
uitvoeringen, welke mechanisch worden voortgebracht of
„gegeven worden door bespeling van niet meer dan één
„instrument, alsmede voor openbare vermakelijkheden in
„gebouwen of tuinen, welke zonder toegangsbewijs of zonder
„betaling van toegangsgeld toegankelijk zijn.
„In beide gevallen wordt de belasting tot dusver geheven
„naar de oppervlakte der localiteiten.
„Het komt ons billijk voor, dat voor zang- en muziek-
„uitvoeringen, welke mechanisch worden voortgebracht of
„gegeven worden door bespeling van niet meer dan één
„instrument, een vast bedrag per maand wordt gesteld.
„Voor de andere vermakelijkheden als hiervoor bedoeld,
„is de voorgestelde belasting met 500/o verhoogd.
„Ten slotte zijn in de verordeningen nog enkele technische
„wijzigingen aangebracht, waarvan de ondervinding de nood
zakelijkheid heeft doen kennen, doch die niet van invloed
„zijn op de meerdere of mindere opbrengst der belasting.
„In 1919 heeft de belasting opgebracht f17731.29.
„Volgens de voorgestelde heffing kan eene opbrengst wor-
„den verwacht van f 50000 a f60000 per jaar".
