502 9 SEPTEMBER 1920. betalen gaat men met meerdere personen uit, dan wordt dit zeer zeker een reden om niet te gaan. Dank zij de hooge entrée's, welke nu reeds geheven moeten worden, vinden er o.a. geene uitvoeringen meer plaats van het Boheemsch strijkorkest. Wordt dit voorstel aangenomen, dan zullen de openbare vermakelijkheden ondermijnd worden. In het week blad voor den Ned. Bond van gemeente-ambtenaren van 6 Mei j.1.heeft spr. in een stuk, geschreven door een ambte naar te Maastricht en getiteld „de financieele nood der ge meenten", onder meer het volgende gelezen „gaat men na wat verder nog op het lijstje der door de gemeenten te hef fen belastingen voorkomt, dan ontmoet men daarop in de eerste plaats de belasting op openbare vermakelijkheden. Door vele gemeentebesturen wordt deze belasting tot onge looflijke bedragen in den laatsten tijd opgedreven, sommige gemeenlen gaan zelfs zoover, dat zij bij het opmaken der begrootingen 1920 deze belasting met niet minder dan 100 °/y hebben verhoogd. Eenige omzichtigheid zij in dezen toch wel aangeraden, men mag daarbij ook niet tot het uiterste gaan. Eerstens heeft men zij het al in geringe mate rekening te houden met de belangen der ondernemers dier vermakelijkheden, maar last not least moet men den men- schen het bezoeken der publieke vermakelijkheden door al te hooge belastingen niet geheel en al onmogelijk maken, daar zij toch recht hebben op het genieten van eene gepaste ontspanning". Spr. vindt de ^voorgestelde belasting veel te hoog, 100% verhooging is al heel mooi. De VOORZITTER merkt op, dat deze soort belasting in andere gemeenten reeds 10% bedroeg, toen zij met 100% werd verhoogd. De heer CERUTTI geeft toe, dat de gemeente geld noodig heeft, doch acht deze verhooging van de belasting op de openbare vermakelijkheden niet billijk. Laat men dan eene nieuwe gaan heffen, bijv. eene rioolbelasting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 502