9 SEPTEMBER 192O.
SOS
de entréeprijzen ook lager gesteld worden, teneinde de min
dere man ook de gelegenheid te verschaffen, opvoeringen
van „de Paradijsvloek" en van „Beatrijs" en dergelijke
bij te wonen. Natuurlijk is het zeer moeilijk, thans een om
lijnd voorstel in te dienen, op welke wijze men de subsidie
zal verleenen enz. daarom wenscht spr. de volgende motie
eensluidend aan die, welke te 's GravenJiage is ingediend,
voor te stellen de Raad der gemeente Breda noodigt Bur
gemeester en Wethouders uit, voorstellen bij den Raad in
te dienen, die ertoe kunnen leiden, dat voorstellingen met
kunstwaarde worden ontlast en gaat over tot de orde van
den dag. Het College kan dan alles onder de oogen zien.
Op deze wijze wordt het bestaan der vereenigingen niet meer
bedreigd en wordt tevens bereikt, dat de mindere man ook
van goede kunst kan genieten.
De heer A. SCHRAUWEN acht eene heffing van ioO/Q
vooral met het oog op leden van vereenigingen, ruimschoots
voldoende.
De heer FEBER heeft bij de behandeling van dit voorstel
veel hooren spreken over het woord „kunst". Zelfs in de
motie wordt dit woord gebezigd. Spr. zou echter willen vra
gen, wat men hieronder moet verstaan. Bij de samenstelling
van dit ontwerp is in het College ook breedvoerig over dit
begrip gesproken, doch Burgemeester en Wethouders hebben
geen afdoende definitie hiervan kunnen geven. Weet men
dit duidelijk te omschrijven, dan zal spr. deze omschrijving
gaarne vernemen. Voorts blijkt er verzet te zijn tegen de
aanzienlijke verhooging en dit is volgens spr. ten deele ook
wel te verklaren. Men moet echter ook bedenken, dat er geen
enkele vergadering plaats vindt, waarin geen uitgaven van
de gemeente gevraagd worden en niet alleen uitgaven voor
één keer, maar ook vele, welke jaarlijks wederkeeren. Al
deze uitgaven moeten op de eene of andere wijze door ont
vangsten gedekt worden. Spr. weet niets, dat beter te
belasten is dan juist de openbare vermakelijkheden.