520
9 SEPTEMBER 1920.
RAPPORT van de commissie uit den Raad tot onderzoek
van het ontwerp-reglement voor de zverklieden in
dienst van de gemeente Breda.
Aan
heeren Burgemeester en Wethouders
van Breda.
De commissie was in het algemeen van oordeel, dat in dit
reglement uitstekend werk is verricht en bracht hiervoor
hulde aan Burgemeester en Wethouders.
Zij kon zich over het algemeen zeer goed met de ver
schillende bepalingen vereenigen. Bij de artikelsgewijze be
handeling werden de volgende opmerkingen gemaakt
Art. 1, lid 1. Een lid der commissie zoude tusschen
„gemeenteraad" en „dit" ingevoegd willen zien „gehoord de
commissie van overleg bedoeld bij artikel 2".
Art. 2. lid 1. Een der leden gaf in overweging om hier
en voorts door het geheele reglement „Burgemeester en
Wethouders" te doen vervangen door „de(n) gemeenteraad"
niet uit wantrouwen tegen het beleid van Burgemeester en
Wethouders doch teneinde aan den Raad, ook voor de
toekomst, medezeggingschap te waarborgen.
Andere leden waren van een tegenovergesteld gevoelen en
wezen bij eene algemeene wijziging in bovenbedoelden geest
op het gevaar van verboden delegatie van bevoegdheid. Tegen
eene wijziging in dit gedeelte van artikel 2 werd door deze
leden aangevoerd, dat Burgemeester en Wethouders alleen
bijzondere voorschriften mogen vastellen, welke niet in strijd
mogen komen met dit reglement, hetgeen als voldoende
waarborg werd beschouwd.
Weer een ander lid vestigde de aandacht er op, dat de
Raad niet steeds voldoende deskundig zou blijken te zijn
voor het vaststellen van de regelingen, welke thans aan