522 9 SEPTEMBER 1920.
jarigen leeftijd", teneinde de directeuren in staat te stellen
een geschikt jeugdig werkman nog een jaar langer als zoo
danig te kunnen behouden, om te zien of er in dien tus-
schentijd door eene vacature gelegenheid komt, hem voor
eene aanstelling als vast of als voorloopig aangesteld werk
man aan Burgemeester en Wethouders voor te dragen.
De commissie kon zich met dit voorstel vereenigen.
Art. 5, lid 3. Met het oog op de losse werklieden, die
ingevolge art. 2, lid 4, slechts enkele dagen of uren per week
werkzaamheden voor de gemeente verrichten, achtte de com
missie het gewenscht, in deze alinea tusschen „werkman" en
„104 weken" in te voegen „in".
Teneinde mogelijk te maken, dat voor de losse werklieden
tijden van ziekte ook medetellen, stelde de commissie voor,
in den aanhef van deze alinea het woord „werkzaam" te
schrappen.
Art. 8. Een der leden merkte op, dat door dit artikel
Burgemeester en Wethouders met één pennestreek de streep
kunnen halen door hetgeen de Raad in de artt. 47 heeft
goedgekeurd.
Andere leden waren daarentegen van gevoelen, dat men
Burgemeester en Wethouders toch eenige vrijheid van han
delen moet laten. Bovendien heeft men tegen lichtvaardig
gebruik van dit artikel twee waarborgen, namelijk het be
paalde in het tweede lid van artikel 9 en de commissie van
overleg, welke bij toepassing van art. 8 gehoord zal worden,
daar dit de arbeids- en dienstvoorwaarden betreft.
Art. 12. Door een der leden werd gevraagd of er geene
uitzondering kan worden gemaakt voor de thans in dienst
zijnde werklieden, die buiten de gemeente wonen.
Art. 13. Door eenige leden werd toegejuicht het verbieden
van het verrichten van loonarbeid voor derden, mits ge
zorgd wordt, dat het loon voldoende is.