524 9 SEPTEMBER 1920. heden eveneens de 8-urige werkdag dient te gelden. Ook van den moreelen kant bezien is dit gewenscht. Bij een 8-urendienst blijft er voor den werkman tijd om zich te ontwikkelen en zich aan zijn gezin te wijden. Door deze alinea maakt men dit voor de bedoelde werk lieden onmogelijk. Hoewel andere leden opmerkten, dat deze alinea alleen bijzondere gevallen betreft, waarin dan in het geheel 2 uren langer gearbeid moet worden, daar immers in de 12 uren de schafttijden inbegrepen zijn, handhaafde de voorsteller zijn voorstel. Indien langer werken in bijzondere gevallen noodzakelijk is, dan moet hiervoor de overuren-regeling gelden, welke voor de overige werklieden is getroffen. Nog vroeg een ander lid of de voorsteller over dit amen dement eerst de werklieden gehoord had, zooals dit lid wel gedaan had, waaruit hem gebleken was, dat de werklieden deze alinea liever behouden, omdat men bij het vervallen daarvan bijv. op Zondag 3 werklieden inplaats van twee zou moeten oproepen voor wacht- en waakdiensten. Hoewel den voorsteller de tijd ontbroken heeft, de werk lieden over deze zaak te hooren, meende hij toch zijn voor stel niet te moeten intrekken. In stemming gebracht, werd dit voorstel niet aangenomen met 4 tegen 1 stem. Art. 19. Een der leden stelde voor ,,144" te doen ver anderen in „126" en dus voor de in dit artikel bedoelde werklieden de 42-urige werkweek in te voeren, omdat de continu-dienst een zoo beduidend zwaardere dan de gewone dienst voor de werklieden is. Een ander lid stelde voor „144" te doen wijzigen in ,,135". Mocht dit moeilijkheden opleveren ten opzichte van de tijdverdeeling voor het ploegenstelsel, zoodat aan deze werk lieden niet meer een vrije dag per week gewaarborgd kan worden, zou dit bezwaar z.i. op te heffen zijn, door een of eenige reserve-mannen meer aan te stellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 524