9 SEPTEMBER 1920. 527 „Als regel" werd hier ingevoegd, teneinde mogelijk te maken, dat, wanneer een feestdag op Vrijdag mocht vallen, de loonbetaling een dag tevoren kan geschieden. Art. 26, lid 4. Het lid der commissie, dat bij art. 16, lid 2, voorstelde de 45-urige werkweek te doen invoeren, wees bij dit artikel er op, dat bij eventueele invoering van de 45-urige werkweek, ook deze alinea in dien geest te wij zigen is. Art. 27, lid 1. Een der leden wenschte hier onderscheid gemaakt te zien tusschen de vaste en voorloopig aangestelde jeugdige werklieden, daar de dienstverhouding tot de ge meente in deze beide groepen een andere is en de eersten tenminste 52 weken in dienst der gemeente moeten zijn geweest vóór zij als zoodanig kunnen worden aangesteld, terwijl dit vereischte niet bestaat voor de voorloopig aan gestelde en jeugdige werklieden. Een ander lid stelde daarom voor, den toeslag voor de vaste werklieden te verhoogen tot 100% en aan de voor loopig aangestelde en jeugdige werklieden een toeslag te verleenen van 50%, door art. 27, lid 1, laatste gedeelte aldus te lezen „Terwijl bovendien aan vaste werklieden op den laatsten betaaldag vóór het ingaan der vacantie een toeslag van 100 pet. en aan voorloopig aangestelde en jeugdige werk lieden een toeslag van 50 pet. van het gewone loon uitge keerd wordt". Nog een ander lid wenschte de bestaande redactie te be houden. In stemming gebracht, werd dit voorstel aangenomen met 3 tegen 1 stem. Art. 27. lid. 3. Door een der leden werd opgemerkt, dat, wanneer het dienstbelang zich ook het volgend jaar tegen het toekennen der vacantie verzet, de werkman zoowel de vacantiedagen, waarop hij recht zou hebben, verliest als ook de vacantietoeslag niet ontvangt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 527