j.
I
9 SEPTEMBER 1920. 529
Art. 39, lid 4 eri lid 5. De commissie stelde voor, den
aanhef van alinea 5 aldus te lezen
„Treedt voor het einde van het in het vierde lid genoemde
tijdvak waarvoor uitkeering wordt verleend, eene nieuwe
dienstbetrekking bij de gemeente in", enz. Deze redactie werd
beter geacht, omdat volgens de bestaande het eene vraag is,
of de werkman niet verstandig doet, steeds te kiezen eene
uitkeering van het volle loon gedurende de helft van het
tijdvak waarop hij volgens alinea 4 van dit artikel recht heeft.
Gesteld werd het geval dat een werkman recht heeft op 10
weken half loon. Hij kiest 5 weken vol loon. In de achtste
week na zijn ontslag treedt eene nieuwe dienstbetrekking
bij de gemeente voor hem in. Nu rijst de vraag, of hij al
dan niet verplicht is 2 halve weekloonen terug te betalen.
Bij de voorgestelde redactie achtte de commissie hierom
trent alle onzekerheid uitgesloten.
Art. 44, lid 1. Het lid der commissie, dat bij artikel 16,
lid 2, voorstelde de 45-urige werkweek te doen invoeren,
wees bij dit artikel er op, dat bij eventueele invoering van
de 45-urige werkweek 1/48 te wijzigen is in 1/45.
Art. 45, lid 1. (20) De commissie gaf in overweging, aan
het slot van het onder 2° vermelde nog toe te voegen „met
eene evenredige inhouding van toeslag", ten einde alle on
zekerheid in deze weg te nemen.
Art. 45, lid 1. (30) Een der leden zag gaarne ook voor
de straf, vermeld onder 30 van dit artikel, beroep op het
scheidsgerecht opengesteld met de bepaling, dat deze straf
niet mag worden toegepast, voordat het scheidsgerecht in
dien zin uitspraak heeft gedaan.
Art. 51. Gevraagd werd door een der leden, of in artikel
51 twee verschillende soorten gevallen bedoeld zijn, namelijk
a. gevallen waarvoor in dit reglement geen speciale voor
ziening is getroffen