536
9 SEPTEMBER 1920.
Art 32, lid 1. Zooals de bepaling luidt, zal geen uit
betaling kunnen geschieden zonder eene voorafgaande ver
klaring van een arts. Het is mogelijk, dat deze zich in zijne
verklaring uitspreekt over een aantal volgende weken.
Voorzoover het hier eene van gemeentewege ingestelde
controle betreft, zullen de kosten door de gemeente moeten
worden gedragen.
Art. 33, lid 2. Ter vermijding van twijfel is, overeen
komstig de bedoeling der opmerking, lid 2 aangevuld.
Art. 39, lid 4 en lid 5. Met de commissie zijn Burge
meester en Wethouders van oordeel, dat in het gestelde
geval de twee halve weekloonen zullen moeten worden
terugbetaald. Verduidelijking van de redactie van lid 5 ver
dient inderdaad aanbeveling. Aangezien echter in het voorstel
van de commissie van „tijdvak" wordt gesproken en dit
woord op lid 4 betrekking hebbende, voor tweeërlei opvatting
ruimte laat, komt het beter voor, lid 5 te doen luiden als
volgt: „Treedt eene nieuwe dienstbetrekking in, voordat de
in lid 4 bedoelde weken, waarover het halve gewone loon
wordt uitgekeerd, een einde hebben genomen, dan vervalt
bedoelde uitkeering en wordt, bij toepassing van het slot van
lid 4, het te veel uitgekeerde met het loon verrekend."
Art. 41, lid 1. In verband met de wijziging van art. 45,
lid 1 (3*), dient de tweede volzin van dit artikel aldus ge
lezen te worden „De schorsing geschiedt voor ten hoogste
veertien dagen, doch kan daarna telkens voor een gelijken
termijn worden verlengd". Eene wijziging in dezen geest
wordt in het ontwerp aangebracht-.
Art. 45, lid 1 (2e). Overeenkomstig de bedoeling van
de commissie wordt het ontwerp aldus gewijzigd, dat de
onderhavige bepaling wordt gelezen„2e. inhouding van
vacantiedagen tot een maximum van drie dagen per jaar,
met evenredige inhouding van vacantietoeslag".