544 9 SEPTEMBER 1920. uitgeschakeld, tot logisch gevolg heeft, dat de arbeid, die anders op Zaterdagmiddag zou moeten worden verricht, over de overige 5 werkdagen dient te worden verdeeld. Doch afgescheiden hiervan, zij nog opgemerkt, dat het hier niet gaat over een werkdag van 8 of 8ll2 uur, maar of men al dan niet zal overgaan tot de vervanging van de 48- urige werkweek door een 45-urige. De heer A. Schrauwen laat zijn amendement steun vinden in de wet-A a 1 b e r s e, en is van meening, dat de gemeente, ook al is de wet nog niet tot uitvoering gekomen, toch maar tot de invoering der 45-urige werkweek moet overgaan. Blijkbaar acht de heer Schrauwen die invoe ring urgenter dan de Minister zelf, die al vast is begonnen met voorloopig voor de ondernemingen, die zeven etmalen per week werken, gedurende 2 jaren een werkweek van 55- uren toe te staan en aan de metaalindustrie voor gelijken termijn een werkweek van 48 uren te vergunnen. Waarom verlangt de heer A. Schrauwen, dat de gemeente op de uitvoering der wet zal vooruitloopen Is hij er zoo zeker van, dat de gemeentebedrijven toch al aan stonds in de uitvoeringsbepalingen zullen worden opgenomen en acht hij het totaal uitgesloten, dat de Minister, de finan- tiëele gevolgen der wet voor de gemeenten kennende, haar voorloopig zal vrij laten Zou het niet verstandiger zijn eens af te wachten, wat de Minister doen zal De heer A. Schrauwen zegt verder in zijne toelich ting, dat het gemeentebestuur, als overheid, aan particulieren het voorbeeld heeft te geven. De ernst van deze bezorgdheid van den heer A. Schrau wen over de gestie der overheid komt echter danig in het gedrang, als men zijne toelichting verder leest. Hij zegt n.l. Wanneer door invoering van dezen nieuwen werktijd het „aantal werklieden uitgebreid zal moeten worden, is dit geen „noodeloos" opvoeren, maar slechts tegemoet komen aan „n o o d z a k e 1 ij k geachte verbeteringen".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 544