9 SEPTEMBER 1920.
•-4--
545
Wil de heer Sc h ra uwen zoo goed zijn, mij die nood
zaak eens aan te toonen. Let wel, de noodzakelijkheid om
gedurende 6 werkdagen per week 30 minuten daags minder
te arbeiden.
Acht de heer Schrauwen het gezinsleven van den
werkman bedreigd, of komt diens ontwikkeling of gezond
heid in gevaar wanneer dat halve uur daags niet van den
werktijd wordt afgeknepen
En nu komt het fraaiste uit de toelichting, dat den ernst
der bezorgdheid van den heer Schrauwen zoo goed
doet uitkomen. Hij zegt
„De verwijzing door Burgemeester en Wethouders naar de
„financiën kan in deze buiten beschouwing blijven, omdat bij
„de invoering van de wet op den 45-urigen werktijd per
„week aan de werkgevers niet gevraagd zal worden of zij al
„of niet financiëel sterk zijn, doch eenvoudig het voorschrift
„op te volgen zullen hebben".
Mijnheer de Voorzitter, ik heb verstomd gestaan,
toen ik dit las. En ik heb mij afgevraagd, is dit nu dezelfde
heer Schrauwen, die zich er zoo bezorgd over maakt,
dat de gemeentelijke overheid niet het voorbeeld zal geven
en wien het blijkbaar ontbreekt aan elke bezorgdheid voor
de gemeente-financiën.
Als hier een voorbeeld en daarmede bedoel ik een
goed voorbeeld moet gegeven worden, laat het dan dit
zijn, dat de gemeente de tering naar de nering weet te zetten,
het evenwicht weet te bewaren tusschen ontvangsten en
uitgaven en alzoo in het algemeen het voorbeeld geve van
een degelijk zuinig beheer.
Een dergelijk voorbeeld kan heel wat meer nut stichten
dan dat der overhaaste invoering van een maatregel, i.e. de
45-urige arbeidsweek, waarvan het nut nog zeer twijfelachtig is.
Noch in de toelichting van den heer F. Schrauwen,
noch in die van den heer A. Schrauwen heb ik ook
maar één enkel degelijk argument kunnen vinden, dat de