546 9 SEPTEMBER 1920. haast voor de invoering eener 45-urige arbeidsweek recht vaardigt. Mijnheer de V o o r z i 11 e r, ik acht het niet noodig op de toelichtingen nog dieper in te gaan, ik kom thans tot mijn persoonlijke meening over deze zaak. Waar het om gaat, komt feitelijk neer op de vraag ,,Zal er voortaan 3 uren per week, alzoo 1/2 uur per dag „korter worden gewerkt, ja of neen." En dan moet het zeker, in het algemeen beschouwd, be vreemding wekken, dat in een tijd van duurte en woning nood, waarin productie en nog eens productie meer dan ooit noodzakelijk is, er nog voorstanders gevonden worden van overhaaste inkrimping van arbeidsduur. En in dit ver band mag dan mede worden opgemerkt, dat Nederland met zijn 45-urige werkweek geheel alleen staat en men overal elders heeft besloten tot 48 uur werken of meer. Voor mij zijn aan het verkorten van den werktijd, in casu van 48 tot 45 uren, twee kanten, waarop ik het licht wil doen vallen en wel de moreele en de financiëele zijde van het vraagstuk. Doch alvorens daarover mijn gevoelen te zeggen, wil ik toch ook iets omtrent den gemiddelden arbeidstijd per week in het midden brengen, zooals die zal verkregen worden, als straks het werklieden-reglement zal zijn vastgesteld. Buiten beschouwing latende de 'dagen van z.g. wettig ver zuim of ziekte en de door Burgemeester en Wethouders aangewezen feestdagen wordt gedurende het jaar door het meerendeel der werklieden niet gewerkt i°. Op 52 Zondagen 20. Op 13 feestdagen, hetzij algemeene, hetzij R.-Kath. en 3°. Op 6 verlofdagen. Tezamen alzoo op 71 dagen. Blijven dus over 36571 294 werkdagen. Rekent men 48 uren per werkweek of gem. 8 uur per dag, dan wordt alzoo gewerkt 294 X 8 uren of 2352 uren per jaar, d.i. per week gemiddeld 451/4 uur.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 546