548
9 SEPTEMBER 1920.
I. Het niet goed besteden van den vrijen tijd is een
groot gevaar en brengt nadeel aan den werkman,
vooral wanneer die tijd wordt doorgebracht in de
kroeg.
II. Zeker wordt door sommige arbeiders de vrije tijd te
veel doorgebracht in de kroeg en dit betreft vooral
de jongeren.
Mijnheer de Voorzitter, ik blijf, ondanks alle gebeur
tenissen om ons heen, toch onverzwakt staan op het stand
punt „Arbeid adelt".
Het ware geluk zetelt niet in de ledigheid, doch in den
zin tot den arbeid en het is ongetwijfeld de taak van de
overheid om dien arbeidszin te bevorderen en de ledigheid
te bestrijden.
In de tweede plaats zij gewezen op de gevolgen van een
45-urige arbeidsweek voor personeel in gemeentedienst ten
aanzien van particuliere werkgevers en werklieden.
Wie meenen mocht, dat de particuliere werkgever de ge
meente op den voet zal volgen, zal bedrogen uitkomen.
Als de wet dezen eenmaal de verplichting oplegt, dan
zal hij, noodgedwongen, aan den maatregel gevolg geven,
doch ook geen dag eerder.
Het gevolg zal zijn, dat bij de particuliere arbeiders, on-
noodig ontstemming wordt gewekt, omdat zij verstoken blij
ven van de zegeningen der 45-urige arbeidsweek, die hun
als een bron van geluk wordt voorgehouden.
Mijnheer de Voorzitter, thans nog een kort woord
over de financiëele gevolgen van het vraagstuk. Ik hoop,
dat vooral dit woord bij den Raad ingang moge vinden en
dat het den leden tot ernstig nadenken moge leiden
Zou men de 45-urige werkweek invoeren, dan is daarvan
het logisch gevolg, dat, terwijl thans 48 uren wordt gewerkt,
men voor elke 45 arbeiders er dan 48 zal moeten stellen,
om gelijke praestatie van arbeid te verkrijgen. Op elke 45
arbeiders moet men er dus 3 bijnemen, d.i. 1/15 meer.
Als men nu bedenkt, dat thans reeds ruim f 300.000 aan