fj
1
9 SEPTEMBER 1920. 549
arbeidsloonen in deze gemeente wordt betaald, dan blijkt dat
de invoering der 45-urige werkweek aan de gemeentekas een
jaarlijksch offer zal vragen van ruim f 20.000.
Ik hoop, dat de Raad dit cijfer zal indachtig zijn als straks
over het amendement zal worden gestemd.
Mijnheer de Voorzitter, resumeerende kom ik tot de vol
gende conclusie
in. dat de invoering der 45-urige arbeidsweek op dit
oogenblik, noch een gemeentebelang is, noch bevor
derlijk kan zijn aan den welstand of de ontwikkeling
van den arbeider, en zeker niet in die mate, dat daarom
de 48-urige werkweek is te verwerpen
2°. dat die invoering noodeloos leidt tot beduidend hoo-
gere uitgaven en daardoor de toch reeds geschokte
credietwaardigheid der gemeente ten zeerste wordt
geschaad
3°. dat, gelet op de groote behoefte aan producten van
allerlei aard, het in het algemeen veeleer aanbeveling
zou verdienen den arbeidsduur te verlengen in stede
van dien te verkorten, en de overheid verkorting van
arbeidsduur niet moet bevorderen en
4C. dat het daarom de plicht is der overheid, om met de
invoering eener 45-urige arbeidsweek te wachten, tot
dat de wet haar onvermijdelijk maakt.
Ik moet den Raad dan ook ernstig in overweging
geven het amendement der heeren F. Schrauwen
en A. Schrauwen niet aan te nemen.
De heer CERUTTI verklaart, dat deze rede, indien zij in
de Fransche Kamer gehouden was, zeer zeker zou zijn aan
geplakt.
De heer KORTEWEG zegt, dat de werklieden in het voor
jaar om de 48-urige werkweek vroegen, doch dat zij thans
zelf vragen: „baas, laat me nog wat langer werken mogen".