5Ö2
9 SEPTEMBER 1920.
volgens de nota van wijziging, aan het slot van deze alinea
nog eene toevoeging plaats heeft gehad.
Bij de behandeling van artikel 29, lid 1 b, wijst de
VOORZITTER op de in dit artikel aangebrachte verandering
volgens de nota van wijzigingen.
Ten aanzien van artikel 33, lid 2, zegt de VOOR
ZITTER, dat aan dit lid nog eene toevoeging heeft plaats
gehad, volgens de nota van wijzigingen. Bovendien zegt
spr., dat in den aanhef van deze alinea nog wordt ingelascht
de woorden „in en door den dienst".
Bij de behandeling van artikel 39, lid 5, zegt de
VOORZITTER, dat deze alinea moet worden gelezen, zooals
in de nota van wijzigingen is aangeduid.
Bij artikel 41, lid 1, zegt de VOORZITTER, dat deze
alinea wordt gelezen, zooals in de nota van wijzigingen is
aangegeven.
Ten aanzien van artikel 41, leden 2, 3 en 4 merkt
de VOORZITTER op, dat door den heer F. Sc h ra li wen
een amendement is ingediend, om deze leden te laten ver
vallen.
De heer F. SCHRAUIVEN zegt, dat dit amendement niet
gericht is tegen de schorsing, doch slechts gaat om de uit
betaling van loon bij schorsing als voorloopige maatregel.
Inhouding van loon, ook al wordt dit later nog uitgekeerd,
is toch reeds een strafde uitgaven van het gezin komen
hierdoor in het gedrang. Het komt spr. daarom voor, dat
de schorsing gehandhaafd moet blijven, doch dat de bedoelde
leden moeten vervallen.
De VOORZITTER, wijst op het woordje „kan" in het
tweede lid. Inhouding behoeft dus niet steeds plaats te hebben.
Schorsing zal verder plaats hebben bij zware verdenking van