56 3 FEBRUARI 1920. „van kunst- of geschiedkundige waarde, welke het eigendom „der gemeente zijn, aan de vereeniging in bruikleen afgestaan. „Na de verbouwing van het stadhuis zijn aan de verceni- >,ging opnieuw lokalen boven het politiebureau in de Vee- „marktstraat ten gebruike afgestaan, terwijl met het in „bruikleen verstrekken van voorwerpen, welke daarvoor in „aanmerking komen, regelmatig is voortgegaan. ,,üe inkomsten der vereeniging bestaan uitsluitend uit de „contributiën van eenige leden en zijn uitteraard ontoerei kend voor den aankoop van eenigszins belangrijke voor- „werpen, welke in het museum eene gewenschte plaats zou- „den kunnen vinden. „Wel kon de gemeente nu en dan de hand leggen op „enkele zaken, die voor het museum van waarde werden „geacht, doch dan moesten die uitgaven gekweten worden „uit den post voor het onderhoud van het archief bestemd, „zoodat daarvoor in den regel slechts een luttel bedrag kon „worden besteed. „Het wil ons voorkomen, dat de aankoop van historische „voorwerpen, in het bijzonder de geschiedenis van Breda „betreffende, zooveel mogelijk behoort te worden bevorderd. „Dit doel is te bereiken door het toekennen eener jaar- „lijksche vaste toelage aan de betrokken vereeniging, met „dien verstande, dat het in eenig boekjaar niet bestede bedrag „op een volgend boekjaar zal kunnen worden overgeschreven. „Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven „aan de vereeniging, te beginnen met het jaar 1920 en „verder tot wederopzegging toe te kennen eene jaarlijksche „vaste toelage van f 500.onder voorwaarde, dat door de „vereeniging aan ons college jaarlijks vóór 1 April rekening „en verantwoording zal worden gedaan en dat de aan te „koopen voorwerpen als het eigendom der gemeente zullen „worden erkend en misdien slechts in bruikleen aan de ver eeniging worden afgestaan." Niemand der leden hiertegen eenige bedenking

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 56