6o4 15 OCTOBER 1920. onpartijdig onderzoek door dien deskundige van de bij hem in gebruik zijnde meter verlangen. Spr. vindt het onderzoek, zooals het van gemeentewege is ingesteld, voldoende. De heer KLUFT is het toch niet geheel eens met den heer Haaiman. Hier kan een abuis bestaan. De heer Boon is toch maar niet de eerste de beste. Spr. vindt het heel mooi, dat het gemeentebestuur afgaat op de verklaringen van den directeur der lichtbedrijven, doch spr. acht aan den anderen kant den heer Boon evenmin in staat onwaar heden te zeggen. Bovendien meent spr., dat de heer Boon het onderzoek zelf wil bekostigen. De heer A. SCHRAUWEN kan niet juist beoordeelen, hoeveel er per dag verstookt is. In het prae-advies staat, dat de rekening over Januari loopt over een tijdvak van 35 dagen, namelijk van 7 Januari tot 11 Februari; er wordt echter in het geheel niet vermeld, over welk tijdvak de rekening over Februari loopt, hoewel dit juist noodig zou zijn, om de zaak goed te beoordeelen. De heer LIJDSMAN zegt, dat de Februari-rekening ook over dagen in de maand Maart loopt. Nog wijst spr. er op, dat het hooge verbruik wel te verklaren is uit het feit, dat zelfs overdag volop kunstlicht werd verstookt, Mevrouw NEVE-REINTJES is van meening, dat de firma Boon zich moet neerleggen bij het onderzoek ingesteld vanwege de lichtbedrijven. Iedereen moet zulks doen. Ook spr. had naar haar oordeel eens f 1.te veel moeten be talen de meter werd toen onderzocht en in orde bevonden en daarmede was de zaak afgeloopen. De heer HAALMAN wijst er op, dat adressant zich be klaagt, te veel betaald te hebben over de maand Januari. Spr. vraagt fof hij wellicht over de maand Februari niet te weinig betaald heeft. Op deze wijze zou het verschil der rekeningen ook te verklaren zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 604