6io
IS OCTOBER 1920.
Een ander argument, dat gebezigd wordt om het korps
te doen verdwijnen, is de schutterij maakt slechte muziek.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil direct toegeven dat men
de muzikale waarde der concerten niet zoo hoog mag
stellen als van de Bossche Schutterij of van het muziekkorps
van 't Zesde maar het is een feit dat duizenden Bredanaars
telkenjare genieten van de concerten op de Marktvoor
mij is het nog een groote vraag, of indien in plaats van de
gewone populaire muziek, stukken gegeven worden van
hoogere muzikaliteit en onberispelijk gespeeld, de belang
stelling van den kant der bevolking nog wel zoo groot zou zijn.
Nergens heerscht zoo veel jalousie de métier als onder
dirigenten van muziekkorpsen en ook nergens wordt er van
weerszijden zooveel afgekamd. Wanneer men het oordeel
verneemt van onpartijdige deskundigen, dan zal getuigd
moeten worden dat de heer K r i e n s met weinig hulpmid
delen en onder moeilijke omstandigheden kranig werk
verricht heeft en steeds zoo heeft geconcerteerd, dat de
groote burgerij tevreden en voldaan was.
De tegenstanders van het korps denken een beteren toe
stand te verkrijgen door subsidieering van bestaande plaat
selijke korpsen. Mijnheer de Voorzitter, dit is misschien alle
maal mooi in theorie, maar ik vrees dat de praktijk onaan
gename resultaten zal doen blijken, Hier moge verwezen
worden naar het gesprokene door den vroegeren burge
meester in de raadszitting van 27 December 1918.
„Wat betreft het plan, om verschillende vereenigingen te
laten optreden en het stedelijk korps aan den dijk te zetten,
vrees ik, gelijk door den heer Cramerus is uiteengezet,
dat dan verschillende vereenigingen, die daarvoor in aan
merking komen, ieder oogenblik de gemeente lastig zullen
vallen om voor eene geldelijke bijdrage in aanmerking te komen.
Daarom acht spreker het gewenscht te zeggen welke weg
ingeslagen dient te worden. Een stedelijk muziekkorps is
noodig. De naam alleen is reeds voldoende om op subsidie
aanspraak te kunnen maken."