6i6
T5 OCTOBER 1920.
maken op vol pensioen. Door het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt bereikt, dat de heer K r i e n s bij zijn
ontslag ruim 40 jaren in dienst der gemeente zal zijn ge
weest. De heer Haaiman heeft gelijk, dat zijn pensioen
alsdan zal berekend worden in hoofdzaak naar het lage
salaris. Spr. is evenwel van meening, dat de heer Haaiman
met zijn voorstel niet datgene zal bereiken, wat hij wenscht.
Immers de tijd, gedurende welken een ambtenaar op wacht
geld wordt gesteld, telt niet mede voor het pensioen. Voorts
wil spr. nog op iets anders wijzen. Heeft de gemeente ook
geen verplichtingen tegenover de muzikanten. Sommigen
zijn reeds 30 jaar in gemeentedienst. Hoezeer spr. het den
heer Kriens gaarne zou gunnen, acht hij daarom toch,
bij de thans te nemen beslissing, voorzichtigheid geboden,
wil men niet in een moeilijk parket geraken. Het is gewoonte,
dat men bij opheffing wachtgeld toekent. Besluit men nu
aan den directeur nog gedurende eenige jaren zijn volle
salaris uit te keeren, dan vreest spr. dat hierdoor eene on
billijkheid wordt begaan tegenover de muzikanten. Hoewel
hem bekend is, dat deze personen niet in het pensioenfonds
zijn opgenomen, vraagt spr. toch, of er ook niet voor hen
iets gedaan moet worden.
De heer HORNIX meent de moeilijkheid gemakkelijk te
kunnen oplossen. De gemeente continueere de dienstbetrek
king van den heer Kriens nog gedurende twee jaren.
Hem kan dan worden opgedragen de leiding van verschil
lende feesten en muziekuitvoeringen, bijv. ter gelegenheid
van den verjaardag van de Koningin, enz. Verder zou hij
adviezen over muziekfeesten en dergelijke kunnen geven.
Op deze wijze begaat men ook geen onbillijkheden tegen
over de muzikanten. Wordt de heer Kriens met ingang
van 1 Januari 1922 ontslagen, dan krijgt hij f 934.pen
sioen. Spr. acht het daarom rationeeler te handelen zooals
door hem is voorgesteld en den directeur met ingang van
1 Januari 1924 eervol ontslag te verleenen.