15 OCTOBER 1920.
617
De heer FEBER wenscht voor niemand onder te doen in
waardeering voor den directeur. De heer Haaiman van
wien het voorstel tot opheffing is uitgegaan, moet thans
ook de consequentie van dit voorstel aanvaarden, namelijk
het ontslag van den directeur onder toekenning van het
hem alsdan toekomende pensioen. Evenzeer als de heer
Haaiman draagt spr. den heer K r i e n s een goed hart
toe, doch spr. denkt ook aan degenen, die steeds hooger
belasting moeten betalen. Bovendien zou men in moeilijk
heden geraken met het oog op andere ambtenaren, die ook
vele jaren in dienst der gemeente zijn geweest. Hoezeer het
spr. ook voor den directeur spijt, zoo moet hij toch den
Raad ernstig in overweging geven, het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan te nemen.
De VOORZITTER onderschrijft gaarne den lof, welke
den heer Kriens wordt toegezwaaid. Volgens het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt de directeur niet
op wachtgeld gesteld, doch nog een jaar in dienst gehouden
met het oog op de liquidatie. Het College heeft al het mo
gelijke gedaan en is van meening, dat eene andere regeling
onbillijk zou zijn tegenover andere ambtenaren. Spr. gelooft,
dat de heer Kriens met het voorstel tevreden is.
De heer KLUFT zegt, dat het voor den heer Kriens
een pracht-middag is. Iedereen roemt den directeur, doch
wanneer het er op aankomt om de worteltjes te geven,
trekt men terug. Spr. wijst er op, dat het hier een abnor
maal geval betreft en dat derhalve eene afwijkende regeling
eveneens geoorloofd is. Bang zijnde om te veel subsidie
te moeten verleenen, doekt de gemeente het Stedelijk Mu
ziekkorps en ook den directeur op. De directeur wordt in
een hoekje geduwd en wordt de dupe van het geval. Wan
neer de gemeente meer geld beschikbaar had gesteld, dan
zou de heer Kriens niet alleen lof ontvangen, doch had
hij tevens over twee jaar zijn maximum pensioen kunnen