628
iï OCTOBER 1920.
De VOORZITTER zegt, dat de Ambachtsschool in deze
aangelegenheid niets meer vermag te doen. De heer Plas
man kan niet gehandhaafd blijven voor de enkele uren,
welke hij thans nog les geeft. Spr. deelt nog mede, dat hij
in 1910 voor eene vaste aanstelling bedankt heeft.
De heer HORNIX is van meening, dat toentertijd de om
standigheden geheel anders waren en dat men thans de
billijkheid en rechtvaardigheid in acht moet nemen, hetgeen
niet geschiedt in hef voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
De VOORZITTER protesteert tegen de laatste woorden
van den heer H o r n i x.
De heer HORNIX zegt, dat de commissie formeel mis
schien in haar recht is. De leden van den Raad hebben
evenwel de billijkheid en rechtvaardigheid in acht te nemen.
De heer KLUFT verklaart, dit in de commissie naar voren
te hebben gebracht. Eene andere regeling is echter niet
mogelijk. De directeur heeft zelfs voorgesteld, om adressant
op eene andere wijze te helpen. Wanneer de directeur even
wel constateert, dat de hulp van een tijdelijk onderwijzer
niet meer noodig is, dan is het toch onmogelijk hernia^
in dienst te houden. De Directeur moet het toch zeggen
als iemand overbodig is geworden.
De heer HORNIX stemt dit toe, maar daarom moeten de
leden van den Raad juist de billijkheid en rechtvaardigheid
betrachten.
De VOORZITTER verzoekt den heer H o r n i x zijn
voorstel, dat voldoende wordt ondersteund, zoodanig te wij
zigen, dat daarin alleen sprake is van den heer Plasman,
over wien het thans gaat.
De heer CERUTTI zegt, dat er steeds abnormale toe
standen bij de Ambachtsschool hebben bestaan. Tot 1910