62
4 FEBRUARI 1920.
Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde
x. Voorstel om te besluiten tot onmiddellijke afkondiging
overeenkomstig art. 171 der gemeentewet van de op giste
ren vastgestelde verordening tot wijziging van art. 19 der
algemeene politie-verordening.
De VOORZITTER wijst erop, dat gisteren eene omissie
is begaan, doordat niets is bepaald omtrent de afkondiging
der verordening. Wijl nu uit de discussiën voldoende is
gebleken, dat het de bedoeling van den raad is om de ver
ordening nog dit jaar met carnaval van kracht te doen zijn,
met welke bedoeling spreker gaarne rekening houdt, stelt
hij voor, alsnog te besluiten tot onmiddellijke afkondiging
der verordening.
De heer FEBER zegt, dat er gisteren een oogenblik is
geweest, dat de carnaval in eere was hersteld tengevolge
van eene vergissing bij de stemming
De VOORZITTER herinnert eraan, dat dit punt niet aan
de orde is. De vraag is slechts of de raad bezwaar heeft
tegen het voorstel tot onmiddellijke afkondiging.
De heer FEBER heeft daartegen geen bezwaar-, doch het
geen spreker te zeggen heeft, houdt nauw verband met dit
voorstel. De mogelijkheid zou kunnen bestaan, dat er twee
wijzigingen worden afgekondigd.
De VOORZITTER wijst erop, dat er maar ééne wijziging
bestaat, nl. die van art. 19. Andere wijzigingen zijn niet
bekend. Spreker vraagt, of iemand stemming verlangt over
het voorstel.
De heer HORNIX antwoordt bevestigend.
De heer F. SCHRAUWEN zou nog eene enkele opmer
king willen maken omtrent de stemming.