644
19 NOVEMBER 1920.
De VOORZITTER stelt voor, dit adres te stellen in han
den van Burgemeester en Wethouders om prae-advies.
De heer HA ALM AN is van meening, dat het adres thuis
behoort bij Burgemeester en Wethouders, onder de voorwaar
den waarbij de Raad indertijd een voorschot aan de vereeni-
ging verleende, luidt 90. als volgt
„dat de woningen uitsluitend moeten worden verhuurd aan
„gezinnen, waarvan het hoofd op het tijdstip der huuraan-
„vrage tenminste één jaar zonder onderbreking in de gemeente
„metterwoon gevestigd is, echter met dien verstande, dat
„Burgemeester en Wethouders van deze bepaling ontheffing
„kunnen verleenen, indien gegadigden als hier bedoeld zich
„niet mochten aanmelden."
Spreker vindt het zeer aardig, dat het College de uitspraak
in deze aan den Raad overlaat, doch wenscht toch vooral te
wijzen op het laatste gedeelte van de bovenvermelde voor
waarde. Het is voor spr. de hoofdzaak, dat aan de laatste
voorwaarde zal zijn voldaan.
De heer KORTEWEG zag gaarne, dat de hier gevraagde
uitzondering door den Raad werd toegestaan. Adressant
woont precies op de grens dezer gemeente en doet al zijn
inkoopen te Breda. Spr. kan mededeelen, dat het een zeer
net huisgezin is en dat de uitzetting uit zijn tegenwoordig
verblijf afhangt van het op dit adres te nemen besluit.
De VOORZITTER wijst er op, dat het hier gaat om het
al dan niet stellen in handen van Burgemeester en Wethou
ders om prae-advies. Spr. vraagt of het de bedoeling van
den heer Korte weg is, op bespoediging aan te dringen.
De heer KORTEWEG antwoordt bevestigend.
De VOORZITTER zegt vervolgens, in antwoord aan den
heer Haaiman, dat Burgemeester en Wethouders er niet
aan denken een verleende bevoegdheid af te schuiven. De
quaestie zit hier juist in het laatste gedeelte der bedoelde