19 NOVEMBER 1920. 649 „tegen eene ontheffing van onbepaalden duur geen bezwaar „bestaat, wil het ons voorkomen, dat zulke ontheffingen „nimmer moeten worden verleend voor langeren tijd dan „gevraagd is en in ieder geval slechts voor den tijd dat de „redenen, waarom zij verleend zijn, voortbestaan. In het „onderhavige geval is die reden komen te vervallen en daar- „om kunnen wij geen vrijheid vinden om te bevorderen, dat „een ongewenschte toestand wordt bestendigd. „Met het oog op den korten tijd zou aan adressant nog „eenigen tijd gelegenheid kunnen worden gegeven om naar „een andere oplossing uit te zien, weshalve wij er ons mede „zouden kunnen vereenigen, dat de ontheffing opnieuw voor „een jaar zooals gevraagd is wordt verlengd op de „bestaande voorwaarden en onder mededeeling, dat op ver- „dere verlenging niet mag worden gerekend en de voor gaarde sub onherroepelijk zal worden gehandhaafd. „De bereids ingewonnen adviezen van de gezondheidscom- „missie en den directeur van openbare werken, alsmede de „stukken, welke betrekking hadden op de oorspronkelijke „aanvrage in 1916 worden te Uwer kennisneming hierbij „overgelegd". De VOORZITTER vraagt, of de Raad zich met dit prae- advies kan vereenigen. De heer KORTEYVEG wenscht alleen maar op te merken, dat hij net inzicht van Burgemeester en Wethouders in deze beter acht dan dat van de gezondheidscommissie en den directeur van openbare werken. Zonder bedenking wordt alsnu besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 19. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter definitieve vaststelling aanbiedende een ontvverp-besluit, waarbij verboden wordt, dat gebouwen worden gebouwd of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 649