66 4 FEBRUARI 1920. zal zijn, om de gelegenheid te openen eene gisteren begane vergissing te herstellen. De heer MOLL wijst erop, dat enkele leden door ambts bezigheden verhinderd zijn, deze vergadering bij te wonen. Zij hebben wellicht de oproeping voor deze vergadering nog niet gezien, omdat zij buiten de stad zijn. Nu dient men deze leden toch ook in de gelegenheid te stellen, om hun oordeel over deze zaak uit te spreken. De VOORZITTER erkent, dat er inderdaad groote moei lijkheden aan verbonden zijn, nu de raad onvoltallig is, om op het genomen besluit terug te komen. De heer F. SCHRAUWEN zegt, dat door hem gisteren is geprotesteerd, dat men eene genomen beslissing te niet deed. Spreker en zijne partijgenooten zijn er in het algemeen op tegen, dat op eene genomen beslissing wordt teruggekomen. Mevr. NEVE vraagt, of dit voorstel geen punt van de agenda had moeten uitmaken. De VOORZITTER zegt, dat de wet daarin niet voorziet, ofschoon ook bij hem hetzelfde bezwaar geldt. De heer F. SCHRAUWEN zou dan de beslissing willen uitstellen tot eene voltallige vergadering. De VOORZITTER keurt het ook af, dat men gebruik maakt van de afwezigheid van enkele leden, om zoodoende eene anderë beslissing te krijgen. De heer MÖLL protesteert nogmaals, dat men nu gaat stemmen, waardoor eene minderheid misbruik maakt van de afwezigheid van enkele leden. De VOORZITTER zegt, dat men moet weten, waar men aan toe is. Als nu in de volgende vergadering wederom een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 66