ig NOVEMBER 1920. acht zich daarmede toch niet geheel bevredigd. Spr. zou gaarne zien, dat tot het uitgeven der gronden spoedig kon worden overgegaan, hetgeen echter, volgens spr. meent, niet het geval zal zijn, daar spr. gehoord heeft, dat van ge meentewege slechts eenmaal bij de autoriteiten in Den Haag op eene spoedige afhandeling zou zijn aangedrongen. Naar aanleiding van het antwoord op de tweede vraag wijst spr. er op, dat elk huis aan den YVilhelminasingel van de bouw vereeniging ,,De Baronie" aan de gemeente f 200.kost. Zou men aan particulieren hypotheek verleenen tegen 5 0/f|) dan zou de gemeente daarop ten hoogste f 100.per huis toeleggen. Voorts zouden bepalingen omtrent aflossing ge troffen kunnen worden, hetgeen bij bouwvereenigingen juist niet mogelijk is. Ten aanzien van het derde antwoord meent spr., dat het integendeel meer op den weg lag van officieele zijde bij de bankinstellingen te informeeren, dan dat parti culieren dit deden. De VOORZITTER wenscht gaarne de bronnen te verne men, waarop de meening van den heer Korteweg berust, dat van gemeentewege slechts eenmaal eene poging tot be spoediging is uitgegaan. Spr. kan dit ten stelligste tegen spreken, daar spr. herhaaldelijk in Den Haag bij de autori teiten op spoed heeft aangedrongen. De heer KORTEWEG wenscht zich hierover niet nader uit te laten in deze vergadering. Spr. is wel genegen het aan den V oorzitter persoonlijk te zeggen. De VOORZITTER zegt, derhalve te verwachten, hierover nader door den heer Korteweg te worden ingelicht. De heer FEBER vindt het eene krasse beschuldiging en acht den heer Korteweg moreel verplicht hem de per soon te noemen. De heer Korteweg heeft de beschul- diging geuit in de openbare vergadering en derhalve moet hij thans niet opzien tegen het noemen zijner bronnen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 670