19 "NOVEMBER 1920.
671
De heer CERUTTI stelt er als raadslid prijs op, bij ge
legenheid van den Voorzitter de namen te vernemen.
De heer KORTEWEG wijst er nogmaals op, alleen gezegd
te hebben „naar ik meen". Voörts vraagt spr. op welke
wijze de gemeente de gronden zal uitgeven.
De VOORZITTER vraagt, of de heer Korteweg ook
de gronden aan den Oranjesingel bedoelt, daar hij gesproken
heeft over gronden.
De heer KORTEWEG antwoordt bevestigend.
De VOORZITTER zegt, dat men deze vraag beter kan
beoordeelen, wanneer de gemeente de beschikking heeft
verkregen over de domeingronden. Tevens kan alsdan wor
de11 beoordeeld, of de gronden der gemeente al dan niet
opgehoogd, zullen worden uitgegeven. Voorts hangt de uitgifte
samen met van gemeentewege op te richten gebouwen: zooals
een gebouw voor den keuringsdienst. Het College is geneigd
tot uitgifte, doch kan gezien de bovengenoemde rede-
nen daaromtrent thans nog geen uitsluitsel geven.
De heer KORTEWEG vraagt, of iemand thans nog geen
beslissing kan bekomen, wanneer hij om een stuk grond
vraagt.
De VOORZITTER zegt, dat het College dit nog kan be
oordeelen, wanneer een dergelijk geval zich voordoet. Voorts
merkt spr. op, dat het bij uitvoering van het in vraag
2 gestelde het meest wenschelijke zou zijn, over te gaan
tot oprichting eener gemeentelijke hypotheekbank, hetgeen
echter op het oogenblik geenszins kan worden overwogen,
gezien de daaraan verbonden bezwaren en de financieele toe
stand der gemeente. Ook zou dit onberekenbare gevolgen met
zich medebrengen ten aanzien van de verschillende bouwver-
eenigingen, welke reeds op andere wijze worden geholpen.
Bovendien is nog niet gebleken, dat particulieren niet op