672 19 NOVEMBER 1920. andere wijze zijn te helpen. Spr. acht den tegenwoordigen tijd allerminst geschikt om zoo maar geld tegen 5 °/0 te gaan uit- leenen, waar de gemeente zelf tegen eene rente van 7 °/0 nog bezwaarlijk geld verkrijgt. Ten opzichte van vraag 3 wijst spr. er nogmaals op, dat zulks niet ligt op den weg der gemeente; het gemeentebestuur is geen administratie- of accountants kantoor. De heer HORNIX zegt eenigszins verwonderd te zijn over het antwoord op vraag 1. Spr. meent, dat deze onteigening geschiedt in het belang van de volkshuisvesting. Het is volgens spr. en volgens deskundigen op dit gebied op zijn minst twijfelachtig of daaronder ook gebouwen van particu lieren vallen. Spr. meent, dat het niet mag met het oog op de Onteigeningswet. De VOORZITTER meent, dat de heer Hornix hier de zaken niet geheel juist voorstelt. De volkshuisvesting behoeft niet alleen door vereenigingen behartigd te worden. De heer HORNIX zegt, dat men zijne meening toch deelt ter bevoegder plaatse. Particulieren bouwen meestal om hun eigen zak te spekken. De VOORZITTER komt tegen deze laatste opmerking ten sterkste op particulieren kunnen toch ook voor zich zelf eene woning bouwen. De heer HORNIX zegt, alleen het oog te hebben gehad op bouwspeculanten en verzoekt het College maatregelen te willen nemen, dat de gronden niet in handen van bouw speculanten komen. De VOORZITTER zegt, dat dit natuurlijk zal geschieden, doch particulieren zullen niet persé worden uitgesloten. De heer F. SCHRAUVVEN is het grootendeels eens met den heer Hornix. De discussie is ontstaan naar aanleiding van de vragen van den heer K o r t e w e g. Het geval, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 672