682
19 NOVEMBER 1920.
aan te nemen, waardoor de loonen als volgt zullen worden
vastgesteld
Klasse I 30.9633.12,
II 33-36—35.52,
III 35-76—37-92,
IV 38.16—40.32,
V 40.56—42.72.
Een dergelijk loon acht spr. nog zelfs geen behoorlijk loon
en verwijst daarbij naar de cijfers van de staatscommissie
in zake de loonen, welke commissie grootendeels werd
gevormd uit vooraanstaande economen en niet uit arbeiders
afgevaardigden. Men kan deze commissie derhalve niet van
partijdigheid beschuldigen. Ging spr. bij zich zelf te rade.
dan zou hij de cijfers dezer commissie willen voorstellen,
teneinde den werklieden een menschwaardig bestaan te kun
nen verschaffen, doch spr. weet, dat dit toch geen effect zou
sorteeren en brengt daarom het voorstel der commissie uit
den Raad naar voren, in welke commissie toch alle fracties ver
tegenwoordigd waren. Wanneer eene dergelijke commissie
een uitspraak heeft gedaan, dan meende spr., dat de Raad ook
grootendeels daarmede accoord diende te gaan. Spr. doet
daarbij een beroep op de leden der commissie om het voorstel
te steunen, daar dit consequent zou zijn. De commissie heeft
zich naderhand ten onrechte laten beïnvloeden door eene
meening van den Voorzitter dezer vergadering, op welke
meening echter nog wel wat zou zijn aan te merken. Spr.
wil in eerste instantie evenwel hiermede eindigen.
De heer A. SCHRAUWEN geeft den heer F. Schrau-
w e n in overweging het R. K. partijbeginsel er buiten te
laten. Uit de verschillende voorstellen, welke naderhand zijn
ingekomen, blijkt wel, dat de R. K. leden van den Raad
volkomen vrij zijn. Spr. wil voorts verklaren, dat hij zich
ten slotte heeft neergelegd bij het voorstel van het College,
omdat hij een half ei beter achtte dan een leege dop. Per
soonlijk heeft spr. voor deze regeling niet de minste sym-