19 NOVEMBER 1920. 683 pathie en acht deze ook thans nog te laag. Spr. zal zich hiertoe echter bepalen en medegaan met het voorstel van het College, daarbij lettende op de goede zijde daarvan, doch komt alleen nog op tegen de opvatting in de toelichting, dat deze regeling veler verwachtingen zal overtreffen. Spr. zegt, dat zij zonder uitzondering teleurstelling wekt. Zon der meerdere uitgaven had men het anders en z. i. beter kunnen regelen door den toeslag voor de eerste twee kin deren bij het loon te voegen dan zou men tot een mini mum van f 27.55 komen. Spr. is een voorstander van de opvatting, dat eerst daar tot kindertoeslag moet worden overgegaan, waar een normaal gezin ophoudt. Vervolgens wijst spr. nog op het R. K. gemeenteprogram, dat toch voor eene groote meerderheid van den Raad een punt van over- weging moet uitmaken en waarin o. m. staat, dat de gemeente een model werkgeefster moet zijn. Spr. kan het voorstel van het College echter geen model vinden en is van meening, dat een kindertoeslag vanaf het eerste kind het loon ieder geval drukt. Nog een bezwaar is het voor spr. dat deze regeling blijkbaar steunt op een stelsel van de jaren tusschen 1870 en 1880, namelijk op het stelsel van vraag en aanbod. Spr. meent evenwel, dat dit systeem hier buiten dient te worden gelaten, waar het om menschen gaat. Burgemeester en Wethouders hebben zich volgens spr. niet gehouden aan het R. K. gemeenteprogram. Tegen den heer F. S c h r a u- w e n merkt spr. nog op, dat na eene ampele bespreking van de commissie met Burgemeester en Wethouders, de afge vaardigden van de landelijke vakvereenigingen werden uitge- nooaigd tot een bespreking. Op bedoelde vergadering is echter de heer L h r s bijna onafgebroken aan het woord geweest. De VOORZITTER vraagt, wat dit nu toch met het voor stel te maken heeft. De heer A. SCHRAUWEN acht dit absoluut van belang, om aan te toonen op welke wijze men aan deze cijfers is gekomen. In die vergadering zeide de heer L h r s mede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 683