19 NOVEMBER 1920. 685 niseerde werklieden, door de werklieden op de eerste plaats afgevaardigd om hier in den Raad, zooveel mogelijk en doen lijk, ook te werken voor de arbeidersbelangen, achten ons tegenover de werklieden in dienst der gemeente niet verant woord en zooals ik reeds zeide in hoofdzaak niet tegenover de minimum lijders, om zonder meer maar goed te keuren het te lage minimum-loon dat hun wordt aangeboden. M. d. V., er wordt gewezen op de loonen in de particu liere bedrijven, maar als wij dat doen dan moeten wij niet zien naar die bedrijven waar het minimum-loon ook te laag is. Bij de metaalindustrie is de actie nog niet ten einde. Tot heden is men er nog niet naar wensch geslaagd. De kleer makers kunnen behalve op de ateliers nog veel thuis ver dienen. M. d. V., laten wij ons niet aan anderen spiegelen, maar laat de gemeente zelf een model-werkgeefster zijn. Laten wij aan de menschen een loon betalen, dat redelijkerwijze ge sproken, noodzakelijk is om een behoorlijk bestaan te hebben en daaraan ontbreekt nog al wat. Wij zijn wel bereid ons amendement in te trekken, doch dan wenschen wij daartegenover nog wat anders naar voren te brengen en wel dat M. d. V., dat Burgemeester en Wet houders, ook ons een stap tegemoet zullen komen. Wij vragen U dan M. d. V. om in plaats van 3 twee- jaarlijksche verhoogingen 3 een-jaarlijksche verhoogingen van 90 cent toe te kennen. Hiermede toch is voor een deel aan ons bezwaar voldaan, omdat daardoor voor een deel van de minimum-lijders het loon wat hooger wordt, daar dezen dan een of meer periodieke verhoogingen en eenigen hunner direct op het maximum komen te staan. Nu begrijp ik zeer goed, dat hieraan een ander bezwaar verbonden is en wel dit, dat het losse, het tijdelijke personeel tot heden geen periodieke verhoogingen verkreeg, maar steeds minimum lijders bleven, zoodat er nu nog menschen zijn, die reeds meer dan zes jaar in dienst der gemeente zijn en nog steeds op het minimum-loon hunner loonklasse staan. Ook hierin

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 685