19 NOVEMBE 1920. 689 De heer CERUTTI merkt den heer Haaiman op, dat de geheele Raad zich vereenigde met het voorstel van de commissie tot onderzoek van de salarisregeling voor de ambtenaren, omdat daarbij alles „botertje tot den boom" kon zijn, aangezien er geen arbeidersbelang bij betrokken was. Den heer F. Schrauwen zegt spr., dat al worden in eene commissie leden van alle fracties benoemd, de overige fractieleden toch absoluut vrij in hunne meening blijven. Ten slotte wenscht spr., als voorzitter van de commissie tot onder zoek van het werkliedenreglement en van de loonregeling, het terugkomen op het eerste voorstel der commissie eenigs- zins nader te motiveeren. Bij bedoeld voorstel ging men uit van verkeerde gegevens. De bouwvakarbeiders zijn toch niet gelijk te stellen met straatvegers bijvoorbeeld. Voorts ver nam de commissie van het College, dat de heer Lührs zich met een minimum loon van f 27,kon vereenigen en dat door de intercommunale commissie voor een kindertoeslagregeling een loon wordt voorgesteld van f 27,00f 37,50 voor de werklieden in de groote gemeenten van Noord-Brabant. Eveneens waren toen de cijfers van de minderheid van de Staatscommissie nog niet bekend. Nadat de commissie van dit alles had kennis genomen, kon zij zich in meerderheid vereenigen met het voorstel van het College. Spr. acht een gezin met 3 kinderen normaal. Het hoofd van een dergelijk gezin krijgt dus nog f 1,50 kindertoeslag. Rekent men daarbij nog f 0,75, welke de werkman steeds heeft moeten betalen als bijdrage voor pensioen, dan komt het minimum loon van de laagste klasse voor een werkman met drie kin deren op f 28,80, hetgeen overeenstemt met de door de minderheid der Staatscommissie voorgestane cijfers. De heer ZIJLMANS wil eerlijk bekennen, van meening te zijn, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders flink aan den hoogen kant is. Spr. had dit niet verwacht en ontraadt ten sterkste om nog verder te gaan. Spr. wil

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 689