696
19 NOVEMBER 1920.
regeling deze regeling, zij moge dan niet aan allen bevre
diging schenken, zij is toch gegrond op ernstig nadenken,
op een streven naar billijkheid, op een toetsen aan de toe
komst en de financiën en al die overwegingen brachten ons
tot het resultaat:
„Wij mogen niet verder gaan."
M. d. V.
Moge de Raad, ondanks mogelijk individueel meenings-
verschil, dat na deze toelichting op het voorstel van B. en
W. nog moge blijven bestaan, met groote meerderheid zijn
steun aan dat voorstel geven
De VOORZITTER meent eenige opmerkingen zijnerzijds
te mogen toevoegen aan de uitnemende verdediging van het
voorstel door den vorigen spreker, zoowel ter beantwoording
van geoefende critiek als om nader het licht er op te doen
vallen, hoe het voorstel alleszins rekening houdt met rede
lijke verlangens. Opmerkingen zijn gemaakt omtrent den
gang van zaken bij de voorbereiding. Hierover dus eerst
een enkel woord. Gezegd is, dat Burgemeester en Wethou
ders den tijd tusschen het raadsbesluit betreffende de ver
hooging met f 7.en 23 Juli, den dag der conferentie met
de organisaties, niet zouden hebben benut. Wanneer men
bedenkt, dat reeds begin Juli aan de organisaties voorstellen
ten aanzien der loonregeling werden overgelegd en de sa
menstelling daarvan door het geheel onvoorbereide raads
besluit niet werd vergemakkelijkt, dan zal men dat punt der
critiek gaarne verder laten rusten.
Het overleg van 23^ Juli heeft geleid tot nieuwe overweging
van ons eerste voorstel en na nader overleg met de com
missie uit Uwen Raad boden wij eene regeling aan, die de
vruchten van dat overleg bevat (gewijzigde cijfers, premie-
vrij pensioen), een regeling, waarmede de commissie in grootst
mogelijke meerderheid zich vereenigde dit feit staat vast,
al vallen leden dier meerderheid thans hun eigen conclusie aan.
Omtrent de regeling zelve het volgende.