698 19 NOVEMBER 1920. ,,Dat de Staatscommissie zich van de financiëele gevolgen geen rekenschap heeft gegeven blijkbaar niet heeft willen geven stelt haar zeer in gebreke". In deze critiek staat dit weekblad allerminst alleen en in den boezem der Staats commissie is zij ook levendig geweest, getuige het rapport van eene groote minderheid, de bijgevoegde nota van het lid, den heer M i c h i e 1 s e n over het gemis aan eenig reke ning houden met de financiëele gevolgen en getuige de wijze waarop het compromis van de meerderheid werd ver kregen. Nu moge U uit het volgende blijken, dat wij eene ver hooging van loonen voorstellen, welke, wat de verhouding met het vorige loon aangaat, eene vergelijking kan door staan met de wenschen der Staatscommissie, die zoo veel- eischend worden geacht. Hoe toch kwam de Staatscommissie aan haar minimumloon van f 34.voor eerste klas ge meenten (f 32.64 voor gemeenten der tweede, f 31.28 der derde klasse) Als maatstaf gold voor haar de stijging van de index-cijfers betreffende de Engelsche groothandelsprijzen en wel het voor Januari 1920 berekende cijfer van 353.1 tegenover de vóór den oorlog geldende cijfers. De Staatscommissie ver kreeg door vermenigvuldiging van het vóóroorlogsche mini mumloon aldus den factor 3.1 (tegenover 1911) en 2.8 (tegenover 1914). Zij paste die factoren toe op de minimum- loonen van 1911 en 1914 van Amsterdam let wel van Amsterdam en kwam toen tot f 36.voor een vast te stellen minimumloon van den ongeschoolden arbeider, welk cijfer water in den wijn om tot een compromis der meerderheid te geraken tot f 34.werd verlaagd. Nu is tegen deze methode, met alle waardeering voor de werkzaamheid der Staatscommissie, wel een en ander in het midden te brengen. De heer F e b e r wees er reeds op, hoe aanvaarding van het index-cijfer van Januari 1920 onjuist werkt en hoe sindsdien de prijzen zijn gedaald. Aan zijn cijfers kan ik dat van October j.l. bijvoegen, dat 326.1 be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 698