19 ^NOVEMBER 1920. 703 blijven staan en hij hoopt, dat op dit punt eenige belofte door het College kan worden gedaan. Spr. vraagt, wanneer het werklieden-reglement het volgend jaar in werking treedt, of alle losse werklieden, die twee jaar in dienst der gemeente zijn, dan vast zullen worden aangesteld en hoopt, dat het niet zal gaan, zooals aan spr. voor waarheid is verteld, dat deze werklieden na een jaar gedurende een week naar huis zullen worden gezonden en daarna weder in nieuwe dienst betrekking zullen worden aangenomen. Voorts vraagt spr. of er eene toezegging gedaan kan worden omtrent een- jaarlijksche verhoogingen. Tenslotte zegt spr. vernomen te hebben, dat aan de commissie medezeggingschap over de indeeling der klassen zal worden gegeven en in dit geval zou hij er op willen aandringen, dat de commissie hierbij meer de vrije hand zal worden gelaten. De heer MOLL zegt als secretaris van den arbeid in het bisdom Breda en als wethouder gaarne tot deze regeling te hebben medegewerkt. Met de commissie-Krijgsman heeft ook spr. eene loonregeling voorgestaan van f 27—f 40 voor de groote gemeenten in deze provincie. Vóór de vast stelling dezer bedragen is eene uitgebreide enquête gehouden in vele plaatsen. Spr. gelooft, dat de werklieden met het voorstel van het College goed af zullen zijn. In de suiker fabrieken wordt bijvoorbeeld maar f 27.gegeven in de metaalindustrie f 25.en slechts aan geroutineerden f 28.50 op de ateliers bij de kleedingindustrie f 27.en in de si- garenindustrie f 30.welke industrie steeds aan de spits staat van alle vakken. Bij de Arbeidsbeurs worden bankwer kers, dus vaklieden, voor de staatsspoorwegen gevraagd voor f 4.81 per d^g. Beziet men bij deze cijfers, de regeling van het College met kindertoeslag en premievfij pensioen, dan is spr. van meening, dat de werklieden hiermede content runnen zijn. Daarom betreurt spr. het, dat ook de heeren Bogmans, Martens en Clement zijn gekomen met een amendement op deze goede loonregeling. Welk amen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 703