r m 3 DECEMBER 1920. 713 mi- leeft n te ledi- ging van het voorstel en de krachtigste bestrijding der amen dementen uitgegaan en spr. wil de daarbij gebruikte argu menten even nader bezien. De Voorzitte r^Diait jlui'k door de redeneering, dat de Staatscommissie in zake de loonen in het algemeen aan den hoogen kant is met de door haar voorgestelde cijfers wijzen dus de leden van den Raad op de loonen dezer Staatscommissie, dan merkt de Voor zitter op, dat deze te hoog zijn en derhalve buiten be schouwing gelaten moeten worden. Blijft men van meening, dat de cijfers der Staatscommissie wel in aanmerking moeten komen, dan wijst de Voorzitter er op, dat ondanks het feit, dat de loonen, door de Staatscommissie voorgestaan, te- hoog geacht moeten worden de thans door het College voorgestelde loonregeling gelijkwaardig is met die der Staats commissie, daar ook als grondslag voor de onderhavige loon regeling genomen kan worden het minimum loon van 1911 vermenigvuldigd met 3. Beide redeneeringen zijn evenwel onjuist volgens spr. Ook voor Breda geldt de grondslag van de loonen der Staatscommissie voor de gemeenten van de tweede klasse. Spr. meent, dat de Staatscommissie geen niet door te voeren loonen heeft voorgesteld. Integendeel, om aan de arbeiders een behoorlijk levenspeil te waarborgen, zijn deze cijfers billijk en rechtvaardig te noemen. Wan neer men de loonen van 1911 gaat verhoogen met eenzelfde percentage als de Staatscommissie en men daarbij niet in aanmerking neemt den toenmaligen achterstand, dan wordt deze achterstand steeds grooter. tiet best zouden de loonen te beoordeelen zijn, indien men over een statistiek voor Breda zelve beschikte. Vroeg men het eens aan de huisvrouwen, dan zouden zij wel aantoonen, dat het niet meer is zooals vroeger, toen het leven in de kleinere plaatsen zooveel goed- kooper was dan in de groote steden. Indien men dit alles in aanmerking zou nemen, dan zou men wel dicht komen bij de indexcijfers, gebaseerd op de Engelsche groothandels- prijzen. Daarmede vervalt volgens spr. het krachtigste argu ment van den Voorzitter. Indien men voorts erkende, ^7^7 'Ze-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 713