3 DECEMBER 1920.
715
doen van dit voorstel zich er op heeft beroepen, dat vroeger
eens een voorstel van gelijke strekking door spr. was inge
diend. Spr. bevestigt dit, doch merkt op, dat de omstan
digheden, waaronder dit geschiedde, niet dezelfde waren.
Toen deed spr. het ten bate van het in behandeling zijnde
voorstel. Toen was de heer H o r n i x op weg om zich te
blameeren en nam spr. hem in bescherming.
De heer HORXIX dankt den heer Haaiman voor zijne
redding.
De heer HAALMAN kan zich evenwel het voorstel in
denken. Over dit onderwerp heeft de heer Hornix en
zijne partij eigenlijk niets te zeggen, aangezien de partij
geen program heeft, waarin toch steeds eene paragraaf
voorkomt, handelende over de belangen van het overheids
personeel. Spr. acht de partij van den heer Hornix dan ook
overbodig. Voorts zegt spr. het te betreuren, dat hij noch
van de zijde van het College noch van een lid van de
commissie eenig antwoord heeft gekregen op zijne vraag
omtrent de werkzaamheden der commissie. Het blijkt der
halve, volgens spr., dat deze commissie geen ol slechts
negatieve resultaten heeft bereikt. Daarom is hij van meening,
dat het beter zou zijn dergelijke belangrijke voorstellen in
den vervolge volledig te doen behandelen in de afdeelingen.
De discussies in den Raad zouden hierdoor zeer bekort
worden. Thans komt spr. tot de behandeling der replieken.
I11 de eerste plaats wijst hij op de buitengewone tevreden
heid van de heeren Z ij 1 m a n s en K a n t e r s over dit
voorstel. Spr. zegt, dat dit een slecht teeken is. De heer
Z ij 1 m a n s is zoo verschrikkelijk voor zuinigheid ook spr.
is voor het betrachten van zuinigheid, doch slechts waar dit
mogelijk is en hij heeft hiervan een voorbeeld gegeven bij de
behandeling van de instelling eener bezuinigings-commissie,
toen door hem, in tegenstelling met den heer F e b e r, aan
een bezuinigings-directeur de voorkeur werd gegeven. Spr.
is evenwel ten sterkste tegen zuinigheid, wanneer de ge-