3 DECEMBER 1920. 733 De heer HAALMAN gevoelt zich door deze laatste woor den gesterkt in zijne meening, dat de Raad het voorstel moet slikken zooals Burgemeester en Wethouders het voor zetten. De VOORZITTER acht deze opmerking, voor zoover er «en verwijt in mocht liggen, onjuist. Het voorstel van den heer Martens wordt alsnu ver worpen met 13 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren van Dijk, Kanters, Kor te w e- g, F e b e r, H o r n i x, Moll, Lijdsman, van Groenendael, C e r u 11 i, Kluft, Loomans, Z ij 1- m a n s en A. S c h r a u w e n. Vóór waren mevrouw N e v e-R e i n t j e s eil de heeren G r u ij s, Martens, Bogmans, Clement, F. S c h r a u- w e n, M e ij v i s en Haaiman. Thans stelt de VOORZITTER aan de orde de motie van den heer Haaiman. Spr. zegt, dat het College daarom trent op dit oogenblik geen beslissing kan nemen en acht het gewenscht, dat Burgemeester en Wethouders hierover prae-advies uitbrengen. Spr. geeft daarom in overweging, dit adres te stellen in handen van het College, om te zijner tijd yan advies ter zake te dienen. De heer HAALMAN kan zich hiermede niet vereenigen. Het gevolg van het voorstel van den Voorzitter zal zijn, dat de motie niet meer ten uitvoer kan worden gebracht bij deze loonregeling, hoewel dit thans met eene kleine wij ziging heel gemakkelijk zou kunnen geschieden. Nu de Raad de twee vorige amendementen heeft verworpen, hoopt spr., dat de meerderheid vóór deze motie zal stemmen. De VOORZITTER vraagt of de heer Haaiman vóór of tegen prae-advies aangaande deze motie is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 733