3 DECEMBER 1920. 73 5 leze hetgeen op biz. 57 van haar verslag is gedrukt. Spr. vraagt den heer B o g m a n s naar de meerdere kosten van zijn amendement. De heer BOGMANS weet niet hoeveel dit zal kosten, doch is van meening, dat de Voorzitter hiermede zelf veel beter bekend zal zijn. Het kan volgens spr. echter niet veel kosten, daar het alleen betrekking heeft op de mini mumlijders, die eenige meerdere periodieke verhoogingen zouden verkrijgen. De VOORZITTER zegt, dat de quaestie der periodieke verhoogingen ook ter sprake is geweest in de commissie. Toen werd besloten de éénjaarlijksche verhoogingen niet in te voeren, ook met het oog op de bezoldigingen bij andere takken van dienst. Alles is dus met zorg voorbereid. Spr. begrijpt niet het gemis aan vertrouwen bij den heer Bog- m a n s in de voorbereiding, waaraan zoovelen zijner geest verwanten hebben medegewerkt. Ook de heer Bogmans moet toch eene goede regeling wenschen en dient daarom thans niet weer een bres daarin te maken. Spr. verzoekt met aandrang, op dit amendement niet in te gaan. De heer BOGMANS vindt de door hem te maken bres niet groot. Het College heeft meer tijd om de kosten van zijn amendement na te gaan dan spr. De VOORZITTER begrijpt niet hoe de heer Bogmans kan zeggen, dat zijn amendement niet van verre strekking is. De geheele regeling der bezoldigingen bij de ambtenaren en de politie zou er invloed van kunnen ondervinden. De heer BOGMANS vraagt of men spoedig het prae ad vies tegemoet kan zien. De VOORZITTER zegt, dat zoo spoedig mogelijk ook deze zaak nader zal worden beschouwd. Zonder hoofdelijke stemming wordt alsnu besloten, het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 735