738
3 DECEMBER 1920.
De VOORZITTER geeft in overweging, al deze stukken
ter fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener
commissie van drie leden.
Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den Raad,
dat de Voorzitter deze commissieleden zal aanwijzen,
worden door hem als zoodanig benoemd de heeren Haai
man, Hornix en van Groenendael.
10. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij
machtiging verzoekende, tot het in eigen beheer doen rooien
van een drietal boomen aan den Terheijdenschen weg,
staande voor de woning van B. van E g g e r m o n d.
Zonder bedenking wordt besloten de gevraagde
machtiging te verleenen.
11. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij
ter vaststelling aanbiedende eene ontwerp-instructie voor de
gemeente-vroedvrouwen.
In algemeene beschouwingen wordt niet getreden.
Bij de artikelsgewijze behandeling vraagt de heer CERUTTI
bij de behandeling van artikel 11 of de vroedvrouwen niet
in vasten dienst der gemeente zijn. Indien dit wel het geval
is, kan spr. zich niet vereenigen met een opzeggingstermijn
van zes maanden. Bij de andere ambtenaren in vasten dienst
is dit toch ook niet mogelijk.
De heer FEBER merkt op, dat eene dergelijke bepaling
in bijna alle uit andere gemeenten opgevraagde ver
ordeningen is opgenomen.
De heer CERUTTI is van meening, dat men slechte be
palingen niet moet copieeren.
De heer FEBER zegt, dat artikel 11 feitelijk gemist kan
worden in verband met artikel 14.