3 DECEMBER 1920. 745 De VOORZITTER zegt, dat, wanneer dat zoo is, het College niet gelooft, dat de maatschappij op gemakkelijke voorwaarden tot hervatting der exploitatie zal overgaan. De heer CERUTTI wenscht echter door deze motie te bereiken, dat het College zich weer in verbinding stelt met de maatschappij om te vragen of zij nu concessie nog wenscht te verkrijgen. De heer FEBER zegt, dat de heer C e r u 11 i dwaalt, wanneer hij zegt, dat aan het gemeentebestuur zou gevraagd zijn om f 2000,subsidie voor de exploitatie der bedoelde tramlijn. De directie heeft dit onderhands in een gesprek ter kennis gebracht aan den Burgemeester van Princenhage en deze heeft het aan Burgemeester en Wethouders dezer gemeente overgebracht. Eerst daarna is, op verzoek van het College, eene gedetailleerde rekening aan het bestuur der gemeente Princenhage gezonden. Deze rekening heeft het College ook onder de oogen gehad. De heer CERUTTI acht deze voorstelling toch minder juist en wijst nogmaals op den brief van de maatschappij, d.d. 25 November 1919. De gemeente Breda heeft daarop gezegd, dat zij geen f 1000.wenschte te geven. De VOORZITTER zegt, dat het ook gaat over de quaestie, dat de rails der maatschappij nog in den gemeentegrond ligt. Spr. merkt voorts nogmaals op. dat de gemeente geen concessies ongevraagd in den schoot van anderen kan leggen. De heer CERUTTI zegt, dat de zaak onjuist wordt be schouwd. De maatschappij zal niet voor de derde maal een verzoek tot het College richten. De VOORZITTER merkt op, dat de motie, alleen ge steund door den heer II o r n i x, geen punt van behande ling kan uitmaken. Spr. verzoekt den Raad mede te gaan met het prae-advies. De maatschappij weet hoe de zaken staan-. Het College doet al het mogelijke.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 745