748 3 DECEMBER 1920. zichter, die van 14 Mei tot en met 30 September j.l. is be- last geweest met de functie van waarnemend directeur der gemeente-reiniging, als blijk van waardeering voor de wijze, waarop hij die functie heeft vervuld, eene gratificatie te ver- leenen van f 100. De heer MOLL wenscht als voorzitter van de reinigings commissie er de aandacht op te vestigen, dat er bij de commissie eene vergissing heeft plaats gehad in het bedrag der voorgestelde gratificatie. Bedoeld is deze gratificatie te stellen op f 300. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toe kenning van gratificatiën aan ambtenaren ter secretarie, aldus luidende „In Uwe vergadering van 26 Augustus j.l. werd naar aan leiding van een verzoek van de vereeniging van ambtenaren „ter secretarie en ten kantore van den gemeente-ontvanger, „om toekenning van vergoeding voor verricht overwerk ge durende het tijdvak van 18 November 1918 tot 1 April 1919, aangenomen eene motie van den heer Haaiman, „waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken aan bedoelde „ambtenaren eene vergoeding toe te kennen voor verricht „overwerk en waarbij ons College werd uitgenoodigd daartoe „voorstellen bij Uwen Raad in te dienen. „Uit het daaromtrent verhandelde en meer speciaal uit „hetgeen de voorsteller der motie mededeelde over de ver goeding van overwerk ter provinciale griffie van Noord- Brabant en het overlaten van het bepalen dier vergoeding „aan ons College met inachtneming van 's Raads gevoelen, „leiden wij af, dat het niet diens bedoeling is, om, gelet op „de omstandigheden waaronder en het tijdvak gedurende „hetwelk zoogenaamd overwerk is verricht, eene volledige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 748