3 DECEMBER 1920. geeft daarom -in overweging dit voorstel in te trekken en van gemeentewege tot den bouw over te gaan. De heer HORNIX meent, dat men toch hier geen klak keloos opgemaakt plan voor zich heeft. De vereeniging heeft echter rekening te houden met van boven af gegeven voorschriften. Het is voorts usance, dat de eene bouwkun dige een vooroordeel heeft tegen de plannen van een anderen bouwkundige. Men vindt den bouwtrant vreemd. Spr. kan best begrijpen, dat deze moderne bouw niet strookt met de ouderwetsche begrippen, doch wanneer men oppositie gaat voeren, dan komen er geen huizen. De heer ZIJLMANS merkt op, dat de heer H o r n i x gesproken heeft over vooroordeel en over ouderwetsche be grippen. Spr. zegt, dat de moderne begrippen aan de ge meente geld zullen kosten en daartegen moet spr met zijn „ouderwetsche begrippen" opkomen. Voorts heeft spr. in het geheel geen vooroordeel in deze, doch komt alleen op voor de gemeentekas. Deze woningen zullen in de toekomst een groot fiasco blijken. Er moet reactie op de tegenwoordige actie in de bouwvakken komen. Spr. vraagt of de wethouder van openbare werken met de plannen accoord gaat. De heer LIJDSMAN zegt, dat de plannen in geenen deele de commissie bevredigd hebben. Wel moet men echter rekening houden met het vrij dure terrein, waardoor de calculatie ook hooger wordt. Verder merkt spr. op, dat hij alleen den opstand kan berekenen, niet hetgeen zich in den grond bevindt. Dit moeten de architecten uitwerken. De heer ZIJLMANS verzoekt een perspectief te laten makenspr. zou thans de beslissing willen opschorten en intusschen eens informeeren naar een en ander. Dit behoeft nog geenszins de zaak op de lange baan te schuiven. De VOORZITTER wenscht naast de in deze vergadering geuite woorden van critiek ook een woord van hulde te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 761