4 2i DECEMBER 1920. „alsnog besloten wordt de opcenten op de grondbelasting „tot het maximum (80 en 20) op te voeren. „In het omgekeerde geval zal men genoodzaakt zijn, het „maximum-aantal opcenten, dat de gemeente op de perso- „neele belasting wenscht te heffen, tot 80 te reduceeren. „Er is echter meer. „Het zoo even genoemde gewijzigde art. 247 bepaalt ook, „dat, indien de opcenten op de personeele belasting boven „de 50 geheven worden, er eene geleidelijke opklimming „moet plaats hebben op zoodanige wijze, dat het volle getal „bereikt wordt uiterlijk bij de aanslagen van hen, voor wie „de belastbare huurwaarde het tienvoud (thans vijfvoud) be draagt van de som in art. 12 der wet op de personeele „belasting genoemd. „Ook deze gewijzigde wetsbepaling maakt het raadzaam „de verordening op de heffing van opcenten op de perso- „neele belasting te herzien. „Wijl versterking van de inkomsten der gemeente een „gebiedende noodzakelijkheid is, komt het ons niet gewenscht „voor, het maximum-aantal opcenten op het personeel van „100 tot 80 terug te brengen. „Rekening houdende met de omstandigheid, dat het volle „getal eerst bereikt zal worden bij het tienvoud van de som, „in art. 12 der wet op de personeele belasting genoemd, „hetgeen uit den aard der zaak van invloed is op de pro gressieve schaal, zooals die in de laatstelijk vastgestelde „heffingsverordening is neergelegd, kan veilig worden aan genomen, dat deze bron van inkomsten daardoor met „f 30000.zal verminderen. Dit bedrag zal dan moeten „gevonden worden, hetzij door verhooging van de plaatse lijke directe belasting naar het inkomen, hetzij door het ^scheppen van andere bronnen van inkomsten, welke daarvoor „het meest in aanmerking komen. „Verhooging van de opcenten op de grondbelasting met „behoud van het maximum-aantal opcenten op het personeel „op het cijfer van 100, lijkt ons de best aangewezen weg.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1920 | | pagina 784