21 DECEMBER 1920.
dit hier het geval is en dat zij zooiets niet mogen laten
passeeren. Spr. herinnert aan den heer Kannemans,
die na 45 dienstjaren ook zonder eenige vergoeding aan den
dijk werd gezet. In een vorige vergadering is reeds door
spr. een motie ingediend, inhoudende het verzoek aan Bur
gemeester en Wethouders om voorstellen bij den Raad in
te dienen betreffende het toekennen van een billijke jaar-
lijksche vergoeding aan de onderwijzers K anne m a n s,
Plasman, Brouwers en Slechtriem. Nu wordt
gezegd, dat het den heer Plasman vrijstaat om mede te
dingen naar de betrekking van vast leeraar aan de Ambachts
school. De heer Plasman kan daar niet op ingaan Bur
gemeester en Wethouders weten dat ook wel. Het is voor
den heer Plasman de kwestie van een bijbaantje en hij
zou dan zijn betrekking bij het onderwijs moeten prijs geven.
Spr. beschouwt den heer Plasman en de andere heeren
als slachtoffers van de reorganisatie van het vakonderwijs.
De VOORZITTER verzoekt de debatten te bekorten en
wenscht reeds thans iets in het midden te brengen, waar
door die bekorting wellicht wordt bevorderd. Deze zaak is
door Burgemeester en Wethouders en ook bij de inspectie
in den breede beschouwd. De geschiedenis is deze. De heer
Plasman is 25 jaren tijdelijk aan de Ambachtsschool
verbonden geweest voor eenige uren per week, zijn positie
heeft in dit tijdsverloop geen verandering van beteekenis
ondergaan. In 1911 is erop gewezen, dat de functies van de
heeren Plasman c.s. bij de komende reorganisatie der
Ambachtsschool slechts als tijdelijk zouden worden besten
digd en zijn zij deswege feitelijk gewaarschuwd men kan
dit in de stukken vinden. Het is een zuivere positie. Dat de
lesuren aan den heer Plasman bleven toegekend, was
overeenkomstig zijn belang. Burgemeester en Wethouders
konden toentertijd moeilijk den heer Plasma n ontslaan,
omdat zij zouden moeten vooruitzien, dat later de heer
Hornix daarover in den Raad zou spreken. Het waren
Kj
789